Rennen (bieganie) - Odmiana czasowników i ćwiczenia

Odmiana czasownika rennen (bieganie) we wszystkich czasach z przykładowymi zdaniami i ćwiczeniami.

 Rennen (bieganie) - Odmiana czasowników i ćwiczenia

Materiały dydaktyczne, które wdrażają ten czasownik:

Poziom: A2

Moduł 4: Levensstijl (Styl życia)

Lekcja 28: Oefening en levensstijl (Ćwiczenia i styl życia)

Infinitief Voltooid deelwoord
Rennen (bieganie) Gerend (biegnący)

Czasy czasowników

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Niderlandzki Polski
(ik) ren ja biegnę
(jij) rent/ren ty biegasz
(hij/zij/het) rent on/ona/ono biegnie
(wij) rennen my biegniemy
(jullie) rennen wy biegacie
(zij) rennen one biegają

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Niderlandzki Polski
(ik) rende ja biegałem
(jij) rende/rendde ty biegłeś
(hij/zij/het) rende on/ona/ono biegał
(wij) renden my biegliśmy
(jullie) renden wy biegliście
(zij) renden one/oni biegli

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Niderlandzki Polski
(ik) heb gerend ja biegałem
(jij) hebt/ hebt gerend ty biegałeś
(hij/zij/het) heeft gerend On/ona/ono biegał
(wij) hebben gerend my biegliśmy
(jullie) hebben gerend wy biegliście
(zij) hebben gerend oni biegli

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Niderlandzki Polski
ik ben gerend ja biegałem
jij bent gerend / jij bent gerend ty biegłeś
(hij/zij/het) hij is gerend On biegał
wij zijn gerend my biegliśmy
jullie zijn gerend wy biegliście
zij zijn gerend oni biegali

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Niderlandzki Polski
(ik) zal rennen/zal aan het rennen zijn ja będę biegać
(jij) zal rennen/zal aan het rennen zijn ty będziesz biegać
(hij/zij/het) zal rennen/zal aan het rennen zijn on/ona/ono będzie biegać
(wij) zullen rennen/zullen aan het rennen zijn my będziemy biegać/będziemy biegać
(jullie) zullen rennen/zullen aan het rennen zijn wy będziecie biegać
(zij) zullen rennen/zullen aan het rennen zijn oni będą biegać/będą biegli

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Niderlandzki Polski
(ik) zal gerend zijn ja będę biegał
(jij) zal/zult gerend zijn ty będziesz biegał
(hij/zij/het) zal gerend zijn on/ona/ono będzie biegł
(wij) zullen gerend zijn my będziemy biegać
(jullie) zullen gerend zijn wy będziecie biegli
(zij) zullen gerend zijn oni będą biegli
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Niderlandzki Polski
ik zou rennen ja biegałbym
jij zou rennen / zou jij rennen ty biegłbyś / czy ty biegłbyś
hij/zij/het zou rennen on/ona/ono biegłby
wij zouden rennen my byśmy biegli
jullie zouden rennen wy byście biegli
zij zouden rennen one biegliby

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Niderlandzki Polski
ik zou gerend hebben Ja bym biegł
jij zou gerend hebben Ty pobiegłbyś
hij/zij/het zou gerend hebben on/ona/ono biegłby
wij zouden gerend hebben my byśmy biegli
jullie zouden gerend hebben wy byście biegli
zij zouden gerend hebben oni pobiegli
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Niderlandzki Polski
Ren! Ty biegnij