Slagen (zdać) - Odmiana czasowników i ćwiczenia

Odmiana czasownika slagen (zdać) we wszystkich czasach z przykładowymi zdaniami i ćwiczeniami.

 Slagen (zdać) - Odmiana czasowników i ćwiczenia

Materiały dydaktyczne, które wdrażają ten czasownik:

Poziom: A2

Moduł 2: Maatschappij en overheid (Społeczeństwo i rząd)

Lekcja 14: Universitaire opleiding (Dyplom uniwersytecki)

Infinitief Voltooid deelwoord
Slagen (zdać) Geslaagd (zaliczony)

Czasy czasowników

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Niderlandzki Polski
(ik) slaag ja zdaję
(jij) slaagt/slaag ty zdajesz
(hij/zij/het) slaag(t) on/ona/ono zda
(wij) slagen my zdajemy
(jullie) slagen wy zdajecie
(zij) slagen oni zdają

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Niderlandzki Polski
(ik) slaagde ja zdałem
(jij) slaagde/slaagdest ty zdałeś
(hij/zij/het) slaagde on/ona/ono zdał
(wij) slaagden my zdaliśmy
(jullie) slaagden wy zdaliście
(zij) slaagden one zdały

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Niderlandzki Polski
(ik) heb geslaagd Ja zdałem
(jij) hebt geslaagd / bent geslaagd Ty zdałeś
(hij/zij/het) heeft geslaagd on/ona/ono zdał
(wij) hebben geslaagd my zdaliśmy
(jullie) hebben geslaagd wy zdaliście
(zij) hebben geslaagd oni zdali

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Niderlandzki Polski
(ik) ben geslaagd / heb geslaagd Ja zdałem
(jij) bent geslaagd / hebt geslaagd ty zdałeś
(hij/zij/het) is geslaagd / heeft geslaagd On/ona/ono zdał/zdała/zdało
(wij) zijn geslaagd / hebben geslaagd my zdaliśmy
(jullie) zijn geslaagd / hebben geslaagd wy zdaliście
(zij) zijn geslaagd / hebben geslaagd oni zdali

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Niderlandzki Polski
(ik) zal slagen ja zdam
(jij) zal slagen / zult slagen ty zdasz / zdacie
(hij/zij/het) zal slagen on/ona/ono zda
(wij) zullen slagen my zdążymy
(jullie) zullen slagen wy zdacie
(zij) zullen slagen oni zdadzą

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Niderlandzki Polski
(ik) zal zijn geslaagd/zal geslaagd zijn ja będę zdał
(jij) zal zijn geslaagd/zult geslaagd zijn ty będziesz zdał
(hij/zij/het) zal zijn geslaagd/zult geslaagd zijn on/ona/ono zdał
(wij) zullen zijn geslaagd/zullen geslaagd zijn my zdaliśmy będziemy zdali
(jullie) zullen zijn geslaagd/zullen geslaagd zijn wy zdacie
(zij) zullen zijn geslaagd/zullen geslaagd zijn oni zdadzą
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Niderlandzki Polski
(ik) zou zijn geslaagd ja zdałbym
(jij) zou zijn geslaagd ty zdałbyś
(hij/zij/het) zou zijn geslaagd on/ona/ono zdałby
(wij) zouden zijn geslaagd my byśmy zdali
(jullie) zouden zijn geslaagd wy zdalibyście
(zij) zouden zijn geslaagd oni zdaliby

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Niderlandzki Polski
(ik) zou geslaagd zijn ja zdałbym
(jij) zou geslaagd zijn ty zdałbyś
(hij/zij/het) zou geslaagd zijn on/ona/ono zdałby
(wij) zouden geslaagd zijn my zdalibyśmy
(jullie) zouden geslaagd zijn wy byście zdali
(zij) zouden geslaagd zijn oni zdaliby
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Niderlandzki Polski
Sla! Ty zdasz