Kennen (znać) - Odmiana czasowników i ćwiczenia

Odmiana czasownika kennen (znać) we wszystkich czasach z przykładowymi zdaniami i ćwiczeniami.

 Kennen (znać) - Odmiana czasowników i ćwiczenia

Materiały dydaktyczne, które wdrażają ten czasownik:

Poziom: A2

Moduł 2: Maatschappij en overheid (Społeczeństwo i rząd)

Lekcja 12: Mijn tijd op school (Mój czas w szkole)

Infinitief Voltooid deelwoord
Kennen (znać) Gekend (znany)

Czasy czasowników

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Niderlandzki Polski
(ik) ken Ja znam
(jij) kent/ken ty znasz
(hij/zij/het) kent On/ona/ono zna
(wij) kennen my znamy
(jullie) kennen wy znacie
(zij) kennen oni znają

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Niderlandzki Polski
(ik) kende ja znałem
(jij) kende/kende je ty znałeś
(hij/zij/het) kende on/ona/ono znał
(wij) kenden my znaliśmy
(jullie) kenden wy znaliście
(zij) kenden oni znali

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Niderlandzki Polski
ik heb gekend ja znałem
jij hebt gekend / jij hebt gekend ty znałeś
hij/zij/het heeft gekend On/ona/ono znał
wij hebben gekend my znamy
jullie hebben gekend wy znacie
zij hebben gekend oni znali

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Niderlandzki Polski
(ik) had gekend ja znałem
(jij) had gekend / had gekend ty znałeś
(hij/zij/het) had gekend on/ona/ono znał
(wij) hadden gekend my znaliśmy
(jullie) hadden gekend wy znaliście
(zij) hadden gekend oni znali

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Niderlandzki Polski
(ik) zal kennen/zal gekend hebben ja będę znał/ja będę znał
(jij) zal kennen/zal gekend hebben Ty będziesz znał
(hij/zij/het) zal kennen/zal gekend hebben on/ona/ono będzie znać/będzie znał
(wij) zal kennen/zal gekend hebben my będziemy znać/my będziemy znali
(jullie) zullen kennen/zullen gekend hebben wy będziecie znać/będziecie znali
(zij) zullen kennen/zullen gekend hebben oni będą znać/będą znali

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Niderlandzki Polski
(ik) zal gekend hebben ja będę znał
(jij) zult gekend hebben / zul gekend hebben ty będziesz znał
(hij/zij/het) zal gekend hebben on/ona/ono będzie znał
(wij) zullen gekend hebben my będziemy znali
(jullie) zullen gekend hebben wy będziecie znali
(zij) zullen gekend hebben oni będą znali
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Niderlandzki Polski
(ik) zou gekend hebben ja znałbym
(jij) zou gekend hebben ty znałbyś
(hij/zij/het) zou gekend hebben on/ona/ono znałby
(wij) zouden gekend hebben my byśmy znali
(jullie) zouden gekend hebben wy byście znali
(zij) zouden gekend hebben oni by znali

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Niderlandzki Polski
(ik) zou gekend hebben ja znałbym
(jij) zou gekend hebben / zou gekend hebben Ty znałbyś
(hij/zij/het) zou gekend hebben on/ona/ono znałby
(wij) zouden gekend hebben my byśmy znali
(jullie) zouden gekend hebben wy byście znali
(zij) zouden gekend hebben oni znali
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Niderlandzki Polski
Ken! znajdź