10K+ studenci - 4.8/5

Ucz się z nauczycielem Materiały dydaktyczne wliczone Ćwicz rozmowę

Maken (robić) - Odmiana czasowników i ćwiczenia

Odmiana czasownika maken (robić) we wszystkich czasach z przykładowymi zdaniami i ćwiczeniami.

Maken (robić) - Odmiana czasowników i ćwiczenia

Materiały dydaktyczne, które wdrażają ten czasownik:

Poziom: A1

Moduł 2: Van uren tot seizoenen (Od godzin do pór roku)

Lekcja 9: Dagen van de week en dagdelen (Dni tygodnia i części dnia)

Infinitief Voltooid deelwoord
Maken (Robić) Gemaakt (Ładowanie tłumaczenia...)

Czasy czasowników

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Niderlandzki Polski
ik maak ja robię
jij maakt Ty robisz
hij/zij/het maakt On/ona/ono robi
wij maken My robimy
jullie maken wy robicie
zij maken Oni robią

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Niderlandzki Polski
ik maakte zrobiłem
jij maakte Ty zrobiłeś
hij/zij/het maakte On/ona/ono robił
wij maakten My robiliśmy
jullie maakten wy zrobiliście
zij maakten Oni/one robili

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Niderlandzki Polski
ik heb gemaakt Zrobiłem
jij hebt gemaakt Ty zrobiłeś
hij/zij/het heeft gemaakt On/ona/ono zrobił/zrobiła/zrobiło
wij hebben gemaakt my zrobiliśmy
jullie hebben gemaakt wy zrobiliście
zij hebben gemaakt Oni/one zrobili

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Niderlandzki Polski
ik heb gemaakt Zrobiłem
jij hebt/gemaakt Ty zrobiłeś
hij/zij/het heeft/gemaakt On/ona/ono zrobił/zrobiła/zrobiło
wij hebben gemaakt My zrobiliśmy
jullie hebben gemaakt wy zrobiliście
zij hebben gemaakt Oni/one zrobili

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Niderlandzki Polski
ik zal maken Ja będę robić
jij zult/zal maken Ty zrobisz
hij/zij/het zal maken On/ona/ono zrobi
wij zullen maken My zrobimy
jullie zullen maken Wy zrobicie
zij zullen maken Oni/one zrobią

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Niderlandzki Polski
ik zal gemaakt hebben Ja będę zrobił
jij zal gemaakt hebben/zal gemaakt hebben Ty zrobisz
hij/zij/het zal gemaakt hebben On/ona/ono zrobi
wij zullen gemaakt hebben My zrobimy
jullie zullen gemaakt hebben Wy zrobicie
zij zullen gemaakt hebben Oni/one zrobią
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Niderlandzki Polski
ik zou maken Ja bym robił
jij zou maken Ty byś zrobił
hij/zij/het zou maken On/ona/ono zrobiłby
wij zouden maken My zrobilibyśmy
jullie zouden maken Wy zrobilibyście
zij zouden maken Oni zrobiliby

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Niderlandzki Polski
ik zou gemaakt hebben Ja zrobiłbym
jij zou gemaakt hebben Ty zrobiłbyś
hij/zij/het zou gemaakt hebben On/ona/ono zrobiłby
wij zouden gemaakt hebben My zrobilibyśmy
jullie zouden gemaakt hebben Wy zrobilibyście
zij zouden gemaakt hebben Oni/one zrobiliby
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Niderlandzki Polski
Maak! zrób