Wytyczne nauczania +/- 15 minut

Audio i wideo

  1. Te przyimki wyrażają miejsce lub kierunek.
Voorzetsel (przyimek)Betekenis (Znaczenie)Voorbeeld (Przykład)
binnenIn of binnenin iets (w czymś lub wewnątrz czegoś)Ik ben binnen in het winkelcentrum. (Jestem wewnątrz centrum handlowego.)
rondOm iets heen (Dookoła czegoś)We lopen rond het winkelcentrum. (Spacerujemy rond centrum handlowego.)
rondomSynoniem voor 'rond' (Synonim "rond")De winkels zijn rondom het park. (Sklepy są dookoła parku.)
tegenAanliggend of contact (Przylegający lub stykający się)Hij staat tegen de muur van de bakkerij. (On stoi przy ścianie piekarni.)
vanuitVanaf een plek van vertrek (Z miejsca wyjścia)Ik kom vanuit de stad. (Pochodzę z miasta.)
viaLangs een tussenstop of route (Przez przystanek lub trasę)We reizen via Amsterdam naar Parijs. (Podróżujemy przez Amsterdam do Paryża.)

Ćwiczenie 1: Voorzetsels binnen, rond, tegen, vanuit

Instrukcja: Wstaw poprawne słowo.

Pokaż tłumaczenie Pokaż odpowiedzi

Binnen, rond, tegen, via, vanuit, Rondom

1.
... het winkelcentrum zijn er nog veel andere winkels.
(Wokół centrum handlowego jest jeszcze wiele innych sklepów.)
2.
Je kunt ... de hoofdingang binnen in het winkelcentrum.
(Możesz wejść do centrum handlowego przez główne wejście.)
3.
De man leunt ... de muur van het kapsalon.
(Mężczyzna opiera się o ścianę salonu fryzjerskiego.)
4.
Ik rijd met de fiets ... de stad naar de kledingzaak.
(Jadę rowerem z miasta do sklepu z odzieżą.)
5.
... in het winkelcentrum is er een cadeauwinkel.
(Wewnątrz centrum handlowego znajduje się sklep z prezentami.)
6.
De klant loopt ... het plein en zoekt een bakkerij.
(Klient chodzi wokół placu i szuka piekarni.)

Ćwiczenie 2: Wielokrotny wybór

Instrukcja: Wybierz poprawne zdanie z właściwym przyimkiem miejsca lub kierunku.

1.
'Tegen' betekent dat je ergens tegenaan staat, niet dat je eromheen loopt.
'Binnen' betekent dat je je binnenin iets bevindt, niet eromheen loopt.
2.
'Tegen' betekent dat iets aanligt of contact maakt, niet het vertrekpunt.
'Rond' betekent om iets heen, niet een vertrekpunt.
3.
'Tegen' betekent dat iets direct aan iets anders grenst, maar de supermarkt is meestal in het centrum.
'Vanuit' geeft het vertrekpunt aan, niet de locatie.
4.
'Binnen' betekent binnenin, maar bank en apotheek zijn aparte gebouwen.
'Vanuit' geeft een vertrekpunt aan, geen locatie naast iets anders.