Wytyczne nauczania +/- 15 minut

Audio i wideo

  1. Czasami zamiast podmiotu na pierwszym miejscu stoi inny człon zdania, wtedy podmiot musi znaleźć się na trzecim miejscu.
  2. Orzeczenie stoi zawsze na drugim miejscu.
Positie in de zin (Pozycja w zdaniu)Zin zonder inversie (Zdanie bez inwersji)Functie (Funkcja)Zin met inversie (Zdanie z inwersją)Toelichting (Objaśnienie)
1PedroOnderwerp (Podmiot)GisterenTijd (czas)
2atPersoonsvorm (Orzeczenie)atPersoonsvorm (Orzeczenie)
3gisterenTijd (czas)PedroOnderwerp (Podmiot)
4een banaanLijdend voorwerp (dopełnienie bliższe)een banaanLijdend voorwerp (dopełnienie bliższe)
5op het werkPlaats (miejsce)op het werk.Plaats (miejsce)

Ćwiczenie 1: Zinsbouw: inversie

Instrukcja: Wstaw poprawne słowo.

Pokaż tłumaczenie Pokaż odpowiedzi

hebben, heeft, ga, zal, wandelden, staan

1. Hebben:
Gisteren ... Piet de wandelschoenen gepakt.
(Wczoraj Piet zabrał buty do chodzenia.)
2. Zullen:
Morgen ... de rivier stijgen door de regen.
(Jutro rzeka podniesie się z powodu deszczu.)
3. Staan:
Vanavond ... ik wandelen in het bos.
(Dziś wieczorem pójdę na spacer do lasu.)
4. Staan:
In het natuurgebied ... veel bomen.
(Na obszarze przyrodniczym rośnie wiele drzew.)
5. Wandelen:
Gisteren ... we rustig door het bos.
(Wczoraj spacerowaliśmy spokojnie przez las.)
6. Hebben:
Op de top ... we een prachtig uitzicht.
(Na szczycie mamy przepiękny widok.)
7. Zullen:
Morgen ... ik de route volgen.
(Jutro pójdę trasą.)

Ćwiczenie 2: Wielokrotny wybór

Instrukcja: Wybierz zdanie z poprawną kolejnością wyrazów przy użyciu inwersji zgodnie z zasadami języka niderlandzkiego.

1.
De persoonsvorm staat niet op de tweede plaats; hier staat 'ben' op de derde plaats, wat fout is bij inversie.
Het onderwerp 'ik' staat niet direct na de persoonsvorm, wat fout is bij inversie.
2.
De persoonsvorm moet op de tweede plaats staan; hier staat 'ga' op de derde plaats, wat fout is.
De persoonsvorm 'ga' moet altijd op de tweede plaats staan; hier staat 'ga' vóór 'vaak', wat fout is.
3.
De volgorde van het lijdend voorwerp en bijvoeglijk naamwoord is incorrect, wat fout is in natuurlijke zinsbouw.
Het onderwerp 'je' staat niet direct na de persoonsvorm 'zie', wat fout is bij standaardzinsbouw.
4.
Het onderwerp 'ik' moet direct na de persoonsvorm staan; hier staat 'ik' te ver achteraan, wat fout is in de zinsvolgorde.
De persoonsvorm moet op de tweede plaats staan; hier staat 'maak' op de derde plaats, wat fout is bij inversie.