Wytyczne nauczania +/- 15 minut

Audio i wideo

  1. Przyimek taki jak 'aan' lub 'voor' ułatwia rozpoznanie dopełnienia dalszego.
  2. Z przyimkiem dopełnienie dalsze zwykle stoi po dopełnieniu bliższym.
  3. Dopełnienie dalsze bez przyimka występuje bezpośrednio po orzeczeniu osobowym.
 Plaats (Miejsce)Voorbeeld (Przykład)
Zonder voorzetsel (Bez przyimka)Na de persoonsvorm (Po orzeczeniu)De receptionist geeft de gast de sleutel aan de balie.  (Recepcjonista podaje gościowi klucz przy recepcji.)
Met voorzetsel (z przyimkiem)Aan het einde van de zin (na końcu zdania)De receptionist geeft de sleutel aan de gast. (Recepcjonista daje klucz gościowi.)

Wyjątki!

  1. Een meewerkend voorwerp jest często osobą lub instytucją.
  2. Użyj osobistych zaimków w formie dopełnienia: mij/me, jou/je, u, hem, haar, het, ons, jullie, hun jako dopełnienie dalsze.

Ćwiczenie 1: Het meewerkend voorwerp

Instrukcja: Wstaw poprawne słowo.

Pokaż tłumaczenie Pokaż odpowiedzi

de gast, de receptie, mijn moeder, ons, de baliemedewerker

1.
Ik kies voor ... een kamer met zicht op zee.
(Wybieram dla mojej mamy pokój z widokiem na morze.)
2.
We geven de sleutel terug aan ....
(Oddajemy klucz pracownikowi recepcji.)
3.
Hij meldt het probleem aan ....
(Zgłasza problem w recepcji.)
4.
De receptionist geeft ... de sleutel van kamer 12.
(Recepcjonista daje gościowi klucz do pokoju 12.)
5.
De man geeft ... een kamer met balkon.
(Mężczyzna daje nam pokój z balkonem.)

Ćwiczenie 2: Wielokrotny wybór

Instrukcja: Wybierz w każdej grupie zdanie z poprawnym użyciem dopełnienia dalszego zgodnie z zasadami: z przyimkiem lub bez oraz z jego prawidłowym umieszczeniem.

1.
Fout: het meewerkend voorwerp met voorzetsel 'aan de gast' staat verkeerd, omdat 'de balie' er tussen staat.
Fout: het meewerkend voorwerp met voorzetsel 'aan' moet na het lijdend voorwerp staan, niet direct na het werkwoord.
2.
Fout: het meewerkend voorwerp met voorzetsel 'aan' moet na het lijdend voorwerp staan, niet direct na het werkwoord.
Fout: als er een voorzetsel wordt gebruikt, hoort het meewerkend voorwerp na het lijdend voorwerp te staan, en 'aan de kamer' is hier niet correct als meewerkend voorwerp.
3.
Fout: meewerkend voorwerp met voorzetsel moet achter het lijdend voorwerp staan, niet tussen persoonsvorm en lijdend voorwerp.
4.
Fout: 'voor Karel' moet achter het lijdend voorwerp staan; ook moet 'kamersleutel' als één woord worden geschreven.